Eerst solidariteit en daarna gelijkheid en vrijheid!

Toen ik op middelbare school leerde over de drie idealen waarvoor de Franse revolutionairen in het jaar 1789 gestreden hebben  (‘liberte, egalite,fraternite”)  vroeg ik mij af of het toeval was dat vrijheid als eerste genoemd wordt en dat gelijkheid en broederschap/solidariteit altijd op de tweede en de derde plaats komen. Achteraf begreep ik dat ik toen iets op het spoor kwam. In onze westerse wereld is vrijheid de hoogste scheppende waarde en gelijkheid fungeert als een corrigerende tegenkracht om de wereld zo goed mogelijk in balans te houden. Vrijheid en gelijkheid zijn dus de toetsstenen waaraan wij het overheidsbeleid afmeten, maar hoe staat het met solidariteit?  Waarom lijkt solidariteit er altijd een beetje achteraan te bengelen?

Tot ongeveer twee maanden geleden geloofde ik dat het woord ‘solidariteit’ het min of meer over zichzelf heeft afgeroepen dat zij altijd als laatste genoemd wordt. Solidariteit wordt vanaf de 19e eeuw opgevat als een vage en vrijblijvende oproep waaraan je wel of niet gehoor kunt geven. Solidariteit lijkt in die zin op het woord “humaniteit” dat je op alle mogelijke manieren kunt invullen. De laatste maanden begint het mij echter te dagen dat ik mij op de solidariteit heb verkeken. Het is in die zin tijd voor een herwaardering van waarden. Kan de volgorde vrijheid, gelijkheid en broederschap omgedraaid worden?

Wat hierbij helpt, is dat er nog nooit zo vaak over solidariteit is gesproken als de laatste paar maanden. De maatregelen van het kabinet om “samen corona onder controle te krijgen”, draaien om solidariteit. Het is met name onze intergenerationele solidariteit waaraan de laatste maanden geappelleerd wordt. Jonge, gezonde, vitale en dynamische mensen moeten hun leven radicaal omgooien en enorme offers brengen om oude en breekbare mensen tegen de verspreiding van covid-19 te beschermen. Natuurlijk zijn er die omstreden demonstraties en samenscholingen, maar die demonstraties gingen tegen racisme en weer stond solidariteit hoog in het vaandel. Hoe moeten wij die opleving van solidariteit verklaren? En hoe vaak hebben wij niet moeten horen dat jongeren egocentrisch en hedonistisch zijn en dat zij zich alleen maar om zichzelf en hun eigen belangen bekommeren? Het is duidelijk dat er meer solidariteit in de wereld is dan wij voor mogelijk konden houden.

Wel zien we dat er bij hoogleraren ethiek het besef blijkt te zijn  doorgedrongen dat die intergenerationele solidariteit te eenzijdig vanuit de kant van de jongeren komt en dat we omgekeerd ook iets van de oude en breekbare mensen moeten kunnen vragen. En wat die ethici van de ouderen eisen, is niet niks. Het gaat hier om niets minder dan hun leven. Zo kunnen wij in hun  recente draaiboek “Triage op basis van niet-medische overwegingen voor IC-opname ten tijde van fase 3 in de covid-19 pandemie” lezen dat in extreme situaties van schaarste jongeren voorrang moeten krijgen op ouderen. In dit draaiboek wordt dus min of meer expliciet gezegd dat jonge mensen meer waard zijn dan oudere  mensen. De opstellers van dit rapport stellen dat zij met dit rapport een constructief debat op gang willen brengen.

De vraag is nu hoe breed of hoe smal deze discussie gevoerd moet worden. De ethicus Fleur Jongepier blijkt voor de smalle weg te kiezen wanneer zij zich in haar opiniestuk van 18 juni vastbijt in de leeftijdsdiscriminatie die in  het rapport verdedigd wordt. Maar dit is wel makkelijk scoren.  

Haar toespitsing op virtuele dilemma’s in de IC is in mijn ogen een gemiste kans, omdat het vraagstuk van de intergenerationele solidariteit in zo veel meer domeinen van de (wereld)samenleving speelt. Zo zullen jongeren zich eerder zorgen maken over banen dan over IC bedden. Er spelen in deze coronacrisis tal van conflicterende belangen die tegen elkaar afgewogen moeten worden en daarbij is het van levensbelang om te vragen wat intergenerationele solidariteit in ruime zin betekent.

Intergenerationele solidariteit refereert in de eerste plaats aan de universele verbondenheid die wij met alle aardbewoners ervaren. De pandemie is daarvan het levende bewijs. Ik begrijp deze pandemie als een waarschuwing. De vraag die hierdoor getriggerd wordt, is hoe wij onze solidariserende energieën in humane en diervriendelijke banen kunnen leiden. Daarvoor moet de oude volgorde omgedraaid worden. Dus eerst solidariteit en daarna gelijkheid en vrijheid!