Ongezouten mag niet ongestraft blijven!

Weer is het de redactie van Zindroom gelukt om een woord te vinden dat tot de verbeelding spreekt. “Ongezouten” is een vreemd woord dat verschillende associaties oproept. Als ik dit woord letterlijk opvat, dan moet ik meteen aan voedsel denken. Als het voedsel ongezouten is, dan moet er kennelijk zout aan toegevoegd worden om het te kunnen bewaren of om het op smaak te kunnen brengen. En dan denk ik natuurlijk niet aan fruit en groente, maar wel aan vlees. Toch zit er meer zout in ons voedsel dan je op het eerste gezicht denkt. Hier weet ik overigens bitter weinig van en daarom laat ik mij graag verrassen door mensen die hier wel verstand van hebben.   

Neem nu het brood dat wij dagelijks eten. Op het eerste gezicht denk je niet dat daar zout in verwerkt is, maar dat is wel zo. Een voedselexpert vertelde mij laatst dat er in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw aanzienlijk meer zout gebruikt werd om brood te bakken dan nu. Toen gezondheidsexperts wezen op de schade van die grote zoutdoseringen voor de gezondheid werden er maatregelen getroffen om die zoutdoseringen af te bouwen, maar dat ging langzaam en ongemerkt. Als je in één keer op het gewenste niveau zou uitkomen, zou het brood niet meer smaken. Daarom hebben voedselmanagers er bewust voor gekozen om die zoutdoseringen stukje bij beetje af te bouwen. Het brood dat wij nu eten lijkt volgens de expert die ik sprak niet meer op het brood dat in de jaren 70 gebakken werd. Mensen die toen leefden, zouden ons brood smakeloos vinden, maar ondertussen is onze smaak voor brood zodanig beïnvloed dat wij ons dagelijks brood wel lekker vinden.   

Zou het alcoholpercentage in wijn, bier, whisky, etc. niet op dezelfde manier afgebouwd kunnen worden? Dat zie ik niet gebeuren. Je drinkt alcoholvrije dranken of niet. Een tussenweg is kansloos. Wel zien we de laatste jaren dat er een groeiende intolerantie tegenover het drinken van alcoholische dranken ontstaat. Na de rokers moeten nu ook de drinkers het gaan ontgelden. Als deze trend doorzet, dan zullen we nog zien dat alcohol en nicotine naar de illegaliteit worden verbannen, terwijl er geen kwaad woord zal worden gesproken over de snacks en het snoepgoed die wij dagelijks verorberen. Kennelijk kunnen wij het niet zonder evidente dikmakers als suiker en zout stellen.

Reclames voor nicotine en alcohol zullen uit het straatbeeld verdwijnen, maar het zout blijft alomtegenwoordig in de wereld. Kijk naar de zeeën en de oceanen! Het is fascinerend om te zien hoe het woord “ongezouten” van betekenis verandert wanneer dit woord gebruikt wordt om het zweet en de geuren van mensen te typeren.

Wat hier speelt, weten alleen de allerbeste schrijvers in woorden te vangen. Hier moet ik denken aan Gerard Reve die in een van zijn brievenromans vertelt over zijn nieuwe geliefde die geen lichaamsgeur heeft. De schrijver vrijt wel met deze jongen, omdat die jongen mooi en aardig is, maar omdat zijn geliefde nergens naar ruikt, raakt hij uiteindelijk op hem uitgekeken. In die pijnlijke passage slaagt Reve erin om een dierlijk aspect van onze zintuiglijkheid en lichamelijkheid te verwoorden wat wij nooit goed zullen begrijpen.

Veel kunstenaars slagen erin om te verbeelden wat er op dit paralogische niveau gebeurt wanneer mensen elkaar aantrekkelijk vinden. Als we zeggen dat deze man “een neus voor vrouwen heeft”, dan moeten we onweerstaanbaar aan het proeven van voedsel denken. De zus van mijn vader moest bij haar ouders op de boerderij blijven, omdat “ze geen mannenvlees zou hebben”.  

Maar anders dan voedsel dat op een bepaalde manier bereid moet worden en “met peper en zout op smaak moet worden gebracht”, zeggen wij dat mensen op zichzelf smaak hebben. Aan mensen hoeft niks toegevoegd te worden om ze op smaak te brengen. We houden van iemand om wie hij of zij in de kern is. Als je echt van iemand houdt, dan wil je hem of haar naturel hebben. Je geliefde is gewoon een lekker stuk dat “je het liefst op zou willen vreten”. Cosmetica en goede manieren doen juist afbreuk aan de goede smaak.

Misschien kan uit dit verlangen naar echtheid verklaard worden waarom het zo vaak gewaardeerd wordt wanneer mensen ongezouten kritiek op elkaars werk leveren. Hier horen we telkens clichés als deze: “als het niet goed is wat ik doe, zeg het dan eerlijk, want dan weet ik ook dat je het echt meent wanneer je zegt dat het goed is.”

Toch kun je je lelijk aan die ongezouten kritiek bezeren en het blijft de vraag of dat nodig is. De echte diehards vinden van wel. Zij staan in een lange oer-Hollandse traditie.  “Ongezouten kritiek”  betekent volgens het etymologisch woordenboek: “iets uiterst openhartig zeggen, zonder zich aan de eischen der wellevendheid te storen. Zijne gevoelens niet cum grano salis uiten, zoodat het minder aangename niet door eene aardige wending wordt verzacht”. Wie ongezouten kritiek levert, streeft er dus naar om zo direct mogelijk te zeggen wat hij of zij van iets of iemand vindt.

Als je zoals ik in Noord-Holland gewoond of gewerkt heeft, dan weet je precies waar ik op doel. In de jaren dat ik als geschiedenisdocent in het Noord-Hollandse dorp Bergen werkte, moest ik vaak wennen aan de directe omgangsvormen die in deze omgeving gecultiveerd werden. Zo had ik een leidinggevende die ervan overtuigd was dat je altijd de dingen bij hun naam moest noemen. Dus als je goed werk levert, krijg je dat te horen, maar als je je werk slecht doet, dan zal hij ongezouten kritiek leveren.

Wat hij daarmee bedoelde, ondervond ik aan den lijve toen hij samen met mij een les van mij besprak die hij in het kader van mijn beoordelingstraject had bijgewoond. Hij had zich naar eigen zeggen kapot geërgerd en hij dreigde dat hij mijn aanstelling niet zou verlengen. Wat hij toen letterlijk zei, zal ik nooit vergeten:

“Jij denkt zeker nog steeds dat het stoplicht voor jou op groen staat hé? Maar het staat al lang niet meer op groen! Het staat op oranje, knipperend  op oranje!”

Toen ik hem verweet dat hij wel erg hard was in zijn kritiek, liet hij zich er weer op voorstaan dat hij eerlijk was en dat ik daar mijn voordeel mee moest doen. Vervolgens verweet ik hem dat hij vooral bot was en dat hij die botheid niet moest verwarren met eerlijkheid. Uiteindelijk begon hij een beetje te lachen: “ik zag gewoon dat het een slechte les was en wat moet ik verder nog zeggen? Het was gewoon slecht!”

Hij vond zichzelf eerlijk en daar moest ik nog lang over nadenken. Wat ik mij toen in algemene zin begon af te vragen, is of mensen verantwoordelijkheid voelen als zij koste wat kost eerlijk willen zijn en ongezouten kritiek willen leveren. Ik sprak hierboven al over het verwarren van botheid met eerlijkheid, maar hier speelt nog iets anders. Ongezouten kritiek kan niet op zichzelf staan. Net als bij ongezouten voedsel moet er iets aan  toegevoegd worden. Het is onverantwoordelijk om zich niet aan “de eischen der wellevendheid te storen”. Die oer-Hollandse traditie moet op de schop! 

Zo kun je de zielen van kinderen knakken als je in navolging van Hans Teeuwen ongezouten kritiek op hun tekeningen levert. Dus kappen daarmee! Maar als de gearriveerde politicus of een andere hoogwaardigheidsbekleder ons weer eens zit voor te liegen, dan is het in ieders belang wanneer er iemand opstaat die ongezouten kritiek op die autoriteiten durft te geven. Zo is het in alle opzichten bevrijdend als luid en duidelijk gezegd wordt dat de keizer geen kleren aanheeft.

Alles hangt dus af van context. Daar kun je niet omheen. Maar als de echte oer-Hollandse diehard niet van wijken wil weten, dan moet je keihard terugvechten. En deed ik toen ik later mijn aanval inzette op mijn leidinggevende in Bergen. Het is nu een kwestie van overleven, dacht ik. Als het niet goedschiks kan, dan moet het kwaadschiks gebeuren. Dus hij er uit of ik. Uiteindelijk is het mij met hulp van collega’s gelukt om die man eruit te werken. De school is er een stuk humaner van geworden. Ook daarom vind ik dat ik toen echt een humanistische heldendaad heb verricht. Ongezouten kritiek mag niet ongestraft blijven.