Speech ter gelegenheid van de bachelor-buluitreiking op de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht (19-10-2018)

Beste mensen,

 

Wie binnen de UvH-gemeenschap wel eens de moeite heeft genomen om een van mijn columns te lezen die ik eens in de drie maanden in het studententijdschrift Zindroom publiceer, weet dat ik er graag over fantaseer om verlicht despoot van Nederland te worden. Dan probeer ik mij voor te stellen wat er absoluut moet gebeuren om van deze wereld een betere plek te maken. Vanuit dit perspectief ben ik ook gaan nadenken over de punten die ik in deze korte speech naar voren wil brengen. Ik wil drie punten maken. Ten eerste wil ik een korte typering geven van het humanisme waaraan onze Universiteit voor Humanistiek haar bestaan heeft te danken. Mijn tweede punt is dat ik iets wil zeggen over de studenten die vandaag hun Bachelor-diploma uitgereikt krijgen en in de derde plaats wil ik een humanistische boodschap aan onze studenten meegeven. Als verlicht despoot van Nederland zeg ik dat mijn speech geslaagd is als ik jullie allemaal bekeerd heb tot het humanisme.

1) Laat ik met het eerste punt beginnen. Als ik mij niet vergis, is de Universiteit voor Humanistiek de enige universiteit in de wereld die zichzelf expliciet humanistisch noemt. Dit roept niet alleen voor studenten, maar ook voor docenten de vraag op wat dit zogenoemde humanisme nu eigenlijk betekent. Er zijn grote kwesties die hierbij spelen. Hoe moet de relatie tussen humanisme als levensbeschouwing en de humanistiek als wetenschap begrepen worden? Deze vraag wordt urgent als je beseft dat de humanistische levensbeschouwing in essentie een geloof is. Daarentegen claimt de wetenschap dat zij zich baseert op zintuiglijk waarneembare feiten. Of is de wetenschap uiteindelijk ook een geloof? Ook voor de wetenschap geldt namelijk dat je niet zonder aannames theorieën kunt bouwen. Maar als het humanisme en de wetenschap uiteindelijk gebaseerd blijken te zijn op aannames waarin je moet geloven, dan is dit wel een geloof dat diepgaander aan twijfel en kritiek onderhevig is dan de aannames die in het Christendom, het Jodendom, de Islam of het Boeddhisme gepredikt worden. Wat het humanisme en de wetenschap met elkaar gemeen hebben, is dat alle zekerheden tot “gek wordens” toe in twijfel worden getrokken. Wat betekent dit voor onze studenten?

2) Hiermee kom ik op het tweede punt dat ik in deze korte speech naar voren wil brengen. Op deze universiteit, waarin de twijfel moet regeren, wordt van studenten gevraagd om die onzekerheid uit houden. Wij geloven wel in zin en zingeving, maar dat gebeurt in onze ogen in een wereld die geen voorgegeven zin heeft. Het zoeken naar en ervaren van zin is in de ogen van humanisten altijd een paradoxale onderneming. Hoe kun je zin zoeken en geven aan het leven dat geen voorgegeven zin heeft? Zulke trage vragen naar zin zullen altijd op de lachspieren werken van buitenstaanders die verlangen naar snelle oplossingen en meetbare resultaten. Vanuit die no-nonsens optiek is het natuurlijk dolkomisch wat er op de Universiteit voor Humanistiek gebeurt, maar toch zijn het vooral de humanistiekstudenten zelf die het hardst kunnen lachen om de grappen die over hen gemaakt kunnen worden. Sterker nog: uit eigen ervaring weet ik dat wij die   die grappen zelf maken om ons te verdedigen tegenover de harde grappen die onwelwillende buitenstaanders over ons zouden kunnen maken. Deze zelfspot is zeker effectief als zelfverdediging, maar toch denk ik dat er een constructievere manier is om je tot die zogenaamde onwelwillende buitenwereld te verhouden. En hiermee kom ik op de humanistische boodschap die ik jullie wil meegeven.

3) Wij hoeven ons niks door die buitenwereld de les te laten lezen. Wij kunnen de wereld namelijk een veel rijker existentieel verhaal vertellen dan de verhalen over functioneren en presteren die onze ouders, managers en politici dag in dag uit aan ons vertellen. Maar waarom lukt het ons maar niet om onze humanistische contra-narratieven in de politieke arena naar voren te brengen? Precies hier voel ik mijn gevoelens van frustratie, wanhoop en woede hoog oplopen. Het is echt hoog tijd om het humanisme ook in de politieke arena en in de publieke openbaarheid een duidelijker stem te geven! Onze founding father Jaap Van Praag had helemaal gelijk toen hij de grote strijd uitriep tegen het zielloze materialisme dat hij als “nihilisme” typeerde. Op geleide van Thomas Mann pleit ik voor een revitalisering van het militante humanisme.

In dat licht heb ik mij er altijd over verbaasd dat er zo weinig studenten op de Universiteit voor Humanistiek zijn die zichzelf expliciet humanisten noemen. Toch is het humanisme onze bestaansgrond die om onderhoud en kritische reflectie vraagt. Toen er nog overal kerken waren, werd het humanisme een thuishaven voor mensen die -zoals het toen genoemd werd- “buitenkerkelijk” waren. En in deze tijd, waarin alle mensen te horen krijgen dat je moet weten wat je wilt en dat je je eigen doelen moet stellen en moet halen, moet het de missie van het humanisme zijn om op te komen voor mensen die niet weten wat ze willen en die geen duidelijke doelen voor zichzelf willen stellen.

Voortaan wil ik op alle open dagen van de Universiteit voor Humanistiek tegen de potentiële nieuwkomers vertellen dat je pas geschikt ben om op deze humanistische universiteit te studeren als je niet weet wat je wilt. Natuurlijk weet ik dat dit in onze tijd van productie en prestatie negatief klinkt, maar ik bedoel dit anders dan het hier wellicht op het eerste gezicht lijkt. Ik bedoel dat zelfkritiek, twijfel en een vragende houding kenmerkend zijn voor mensen die zich laten inspireren door het humanisme.

Wat ik mooi vind aan onze humanistiekstudenten is dat zij op een eigenzinnige manier in het leven staan. Het is altijd boeiend om te horen wat zij in de wereld buiten de Universiteit voor Humanistiek met hun studie gaan doen. En vaak slagen zij erin om ons te verrassen. Terwijl wij –dat wil zeggen docenten op deze universiteit- ons met menswetenschap bezighouden, staan onze studenten, die vaak buiten deze universiteit gaan werken, voor de vraag hoe zij die menswetenschap kunnen verbinden met mensenkennis die in de dagelijkse praktijk ontwikkeld wordt. En hiermee onderscheiden humanistisch geestelijk werkers en zich in positieve zin van andere professionals die met mensen werken. Want terwijl de meeste professionals pretenderen dat zij de hulpvragen van cliënten effectief en efficiënt in termen van het SMART-discours kunnen beantwoorden, leren onze studenten tijdens hun stages en werkbezoeken dat zij juist moeten leren afzien van het streven om mensen te willen helpen. Vaak is het beter om te laten dan om te doen.

Hoe kunnen wij die kunst van het laten –de zogenoemde vita contemplativa- handen voeten geven in de dagelijkse praktijk? Welnu, afgezien van de geestes-, levens- en sociale wetenschappen zijn er zo veel bronnen waaruit wij kunnen putten. In mijn jeugd hoorde ik de bouwvakkers op de steigers zingen dat het leven kort is: “Het leven is maar even”. Dit konk banaal, maar tegelijk wist ik dat je niet om deze eenvoudige waarheid heen kunt. Later las ik in een essay van de beroemde schrijver Milan Kundera dat de romanliteratuur toont dat het leven onzeker is en dat wij ernaar moeten streven om zoiets als “de wijsheid van de onzekerheid” te verwerven.

Humanistiekstudenten leren inzien dat zowel de anonieme bouwvakkers op die steigers als de gevierde schrijver Milan Kundera helemaal gelijk hebben. Waar het om gaat is, is het zoeken naar de juiste combinatie tussen wat wij “menswetenschap” noemen en wat in de volksmond “mensenkennis” wordt genoemd. Deze beide polen moeten elkaar in evenwicht houden om niet te ontsporen. Menswetenschap kan nooit in de plaats van die zogenoemde mensenkennis komen. Hoe die menswetenschap en mensenkennis elkaar kunnen verrijken, is een trage vraag waarmee je je hele leven bezig kunt houden.

Tot slot wil ik nog zeggen dat ik geen geweld hoef te gebruiken om jullie tot het humanisme te bekeren, want jullie onderschrijven allemaal in meerdere of in mindere mate de uitgangspunten van het humanisme, zij het dat dit vaak onuitgesproken of impliciet blijft. Het recht op leven, de vrijheid van het individu en verbondenheid zijn voor ons allemaal heilige waarden. Als je deze waarden expliciet “humanistisch” durft te noemen, dan besef je dat je eigenlijk humanist bent, zelfs al zul je jezelf nooit zo noemen.

Dus het is mij met andere woorden eigenlijk om het even of je jezelf nu humanist noemt of niet, want jullie zijn al humanisten, ook al zullen je jezelf misschien nooit zo noemen. Veel belangrijker is de vraag wat je met die idealen doet en hoe jij daarnaar leeft. Wat ik jullie van harte toewens, is dat je veel geluk en inspiratie ervaart in je levenslange humanistische streven naar een zinvol leven in rechtvaardige instituties. Probeer jouw impliciete humanisme te expliciteren en actief vorm te geven! Dan kan jouw humanisme een militant humanisme worden! Aldus wil ik de verlichte despoot van Nederland toch nog het laatste woord geven… Ik dank u voor uw aandacht.