Verbeelding in de politiek

Inleiding

In een van zijn 21 lessen voor de 21ste eeuw legt de historicus Yuval Noah Harari uit dat wij getuige zijn van een paradox. Terwijl de klimaatveranderingen, de vluchtelingencrisis, de nucleaire bewapening, het terrorisme en de opmars van de artificiële intelligentie laten zien dat wij steeds hardnekkiger geconfronteerd worden met uitdagingen die alle landsgrenzen overstijgen en die zodoende alleen op mondiale schaal aangepakt kunnen worden, zien we tegelijk dat de politieke visies van de wereldleiders almaar nationalistischer, populistischer en kleinschaliger worden. Wie luistert naar de nationalistische retoriek van Poetin, Trump en de Brexiteers –“make great Britain great again!”-, waant zich terug in de negentiende eeuw. Toch moeten we anticiperen op de uitdagingen die nu van alle kanten op ons afkomen. Waarom gaan de meeste politici deze grote uitdagingen uit de weg? Heeft de filosoof Peter Sloterdijk dan toch gelijk wanneer hij zegt dat het de tragiek van de mensheid is dat wij geconfronteerd worden met problemen die te zwaar voor ons zijn? Dit mag echter geen excuus zijn om de wereld dan maar op zijn beloop te laten. Mijn vraag is wat er nu eigenlijk nodig is om een visionaire politieke visie op die uitdagingen van het (samen)leven te ontwikkelen. Hoe kunnen wij voorkomen dat wij in dezelfde valkuilen verstrikt raken als de utopisten en de ideologen uit het verleden? En wat vergt dit van onze verbeeldingskracht?

Van ideologie naar utopie

De politicus die vaak het verwijt te horen heeft gekregen dat hij geen visie heeft, is niemand minder dan premier Mark Rutte. Rutte leek zich er nog met grappen van af te kunnen maken –“voor visie moet je naar de oogarts!”-, maar wie zijn politieke visie vergelijkt met de visionaire vergezichten die oud-politici als Joop Den Uyl en Hans van Mierlo op de samenleving hadden, die moet erkennen dat zijn tegenstanders wel degelijk een punt hebben. Zo staan de realpolitiek en het zakelijke pragmatisme van Mark Rutte in schril contrast met de grote verhalen en de ideeënrijkdom van deze visionaire staatsmannen uit het ideologische verleden. Natuurlijk geeft Rutte blijk van visie wanneer hij weer roept dat Nederland “een onwijs gaaf land is” en “dat wij het met zijn allen doen”, maar deze visie is inhoudelijk leeg.    

Die narratieve leegte staat niet op zichzelf. Rutte’s politieke visie is een exponent van onze neoliberale tijdgeest die volgens de invloedrijke filosoof  Francis Fukuyama gekenmerkt wordt door het einde van de grote ideologische verhalen. Fukuyama schreef al in 1989 dat de ideologische geschiedenis ten einde is gekomen, omdat in dat revolutiejaar de laatste grote concurrent van het politieke en economische liberalisme geïmplodeerd was. Na het fascisme en het nationaal-socialisme was nu ook het communisme ingestort en brak er een nieuwe tijd aan.

Te lang was er een ideologische strijd gevoerd tussen voorstanders van de vrije markt-economie en de voorstanders van staatsinterventionisme en nu kwam het er volgens invloedrijke politieke denkers als Ulrich Beck en Anthony Giddens op aan om op zoek te gaan naar de Derde weg waarin de werking van de vrije markt-economie en het staatsinterventionisme gecombineerd zouden worden. Deze nieuwe politieke visie oogt misschien een beetje saai, pragmatisch en geestdodend, maar vanaf beginjaren 90 hebben neoliberale politici als Blair, Kok, Schröder, Clinton, Bush en Obama er ieder op hun eigen wijze naar gestreefd om deze politieke visie wereldwijd door te voeren.

Deze schets van de Derde weg werd dus een blauwdruk voor de toekomst. Economische groei werd heilig verklaard en nu rest de grote vraag hoe wij dit ideaal wereldwijd kunnen verwezenlijken. Eigenlijk draait het in deze utopische visie om het geloof dat de wereld maakbaar is. Alle vragen uit het leven en samenleven kunnen en moeten voortaan worden vertaald als wetenschappelijke, technische en economische vraagstukken. Politici en managers staan voor de opgave om de juiste technieken, methoden en interventies in te zetten om die vragen en problemen zo efficiënt mogelijk te beantwoorden en op te lossen. Daartoe moeten zij niet meer op hun woorden en idealen, maar op hun daden en prestaties afgerekend worden.

En zodoende brak het neoliberale tijdperk van het zogenoemde New Public Management aan. Ook in publieke organisaties werden evaluatiesystemen ontwikkeld, afrekensystemen (bonussen en sancties) ingevoerd en metingen gedaan om de productiviteit van werknemers, de gretigheid van consumenten en de volgzaamheid van burgers te bevorderen. Kritiek is binnen dit systeem alleen welkom als dat constructief bijdraagt aan de groei van dit systeem.

Alles welbeschouwd zijn er goede redenen om politieke visies te wantrouwen. Als politieke visies ideologisch gekleurd zijn, dan hebben ze tot doel om ons aan de gevestigde orde aan te doen passen of in te doen voegen en wanneer die visies utopisch gekleurd zijn, zoals in het geval van de Derde weg, dan worden wij gemodelleerd naar een ideaalbeeld dat politici zich van de toekomstige (wereld)samenleving gevormd hebben.

Dit betekent echter niet dat politici het zonder visies kunnen stellen. In het onderstaande zet ik uiteen dat wij onze verbeeldingskracht verder moeten ontwikkelen om een politieke visie op de (wereld)samenleving te ontwikkelen die niet in de valkuilen van het ideologische en utopische denken verstrikt raakt. 

Verbeelding in de politiek

In de voetsporen van Hannah Arendt en John Dewey kan een onderscheid worden gemaakt tussen de fantasie en de verbeelding. Fantasie wordt door hen gezien als een voorstelling van een andere werkelijkheid of een vlucht uit deze werkelijkheid, terwijl de verbeelding door hen wordt begrepen als het streven om inzicht te krijgen in de belevingen, verlangens en idealen die niet voor het blote oog zichtbaar zijn. Hierop voortbouwend maak ik nu een onderscheid tussen enerzijds ideologische en utopische ficties die worden opgedrongen aan anderen en anderzijds politieke visies die wij delen met anderen. Die gedeelde politieke visies noemt Charles Taylor sociale verbeeldingen. Onder sociale verbeelding verstaat Taylor de manieren waarop mensen hun sociale werkelijkheid verbeelden, hoe die beelden passen bij de visies van anderen, hoe mensen op elkaar betrokken zijn, de verwachtingen, verlangens en aspiraties die zij normaliter hebben en de diepere normatieve claims die schuilgaan achter die aspiraties (Taylor, 2007).

Wanneer de politicus zijn of haar eigen visie probeert af te stemmen op de sociale verbeelding, dan is het noodzakelijk om het vertrekpunt radicaal om te draaien. Voordat de politicus zich een beeld vormt van wat goed is voor anderen, probeert hij of zij eerst actief te luisteren naar wat mensen verlangen. Deze eerste stap is nodig om duidelijk te krijgen welke idealen, verlangens en dromen in de samenleving gedeeld worden. Het uitgangspunt ligt dus niet bij de eigen politieke visie, maar bij de visies die zich in de samenleving openbaren. Dat afstemmingsproces tussen de visies van anderen en de eigen visie is een actief, creatief en kritisch proces dat zich voornamelijk in de verbeelding voltrekt. Het is precies deze capaciteit van de verbeelding die de meeste politici ontberen wanneer zij hun visies op de samenleving naar voren brengen.

Zie wederom de politieke visie van premier Mark Rutte. Als Rutte in zijn Churchill-lezing (13-2-2019) pleit voor een sterk en verenigd Europa, dan spreekt hij bijvoorbeeld wel over de strategische en economische redenen waarom Europese landen moeten gaan samenwerken, maar hij rept niet over de verhalen, idealen en verlangens die onder Europeanen leven. Wat is de sociale verbeelding van Europa? Kan er naar analogie van de Amerikaanse droom ook van een Europese droom gesproken worden? Als groot muziekliefhebber zou Mark Rutte zich in zijn politieke visie door het geniale Europese volkslied moeten laten inspireren!

Maar gaan mijn vragen wel ver genoeg? Laten de grote vragen van deze tijd niet juist zien dat wij verder moeten kijken dan Europa om onze antwoorden vinden? Wat hier nodig is, is de overgang van Eurocentrische naar een kosmopolitische verbeelding van de wereld. Toch is ook deze kosmopolitische visie niet visionair genoeg om recht te doen aan onze radicale betrokkenheid op de aarde. Want ook dan blijven wij nog in onze antropocentrische sluimer gevangen zitten. Als niet-menselijke levensvormen ook actorschap en bestaansrecht hebben (Latour, 2017),  dan is het noodzakelijk om een mentale sprong te maken van een antropocentrische visie naar een kosmocentrische visie. Dan moet de mens niet als een wereldburger, maar als een aardbewoner verbeeld worden.

Mensen hoeven alleen maar heel concreet om zich heen te kijken om te begrijpen wat ik hier wil zeggen. De natuur is overal, de dingen die wij gebruiken komen uit alle delen van de wereld en aardbewoners zijn op alle mogelijke manieren op elkaar betrokken. Toch vergt het wel degelijk het uiterste van onze verbeeldingskracht om te begrijpen wat het nu eigenlijk betekent om op elkaar en op de aarde betrokken te zijn. Daarom pleit ik voor verbeelding in de politiek.        

Literatuur

Arendt, A. (2016), Oordelen (het leven van de geest), Zoetermeer: Klement.

Fukuyama, F. (1989), The end of history in: The national interest.

Harari, Y.N. (2018), 21 lessen voor de 21ste eeuw, Amsterdam: Thomas Rap.

Latour, B. (2017),  Facing Gaia (eight lectures on the new climate regime), Cambridge: Polity Press.

Sloterdijk, P. (2000),  Regels voor het mensenpark, Amsterdam: Boom.

Taylor, C. (2007), The secular age, United States of America: Stanford University Press.