Zoetzuur

Het woord “zoetzuur” herinnert mij aan het babi pangpang gerecht dat ik altijd uitkoos wanneer ik vroeger met mijn ouders bij “de Chinees” ging eten. Eten bij de Chinees was mijn favoriete uitje. Tegen iedereen die het wilde aanhoren, verkondigde ik dat de babi pangang met zoetzure saus mijn lievelingsgerecht was. We gingen niet vaak bij de Chinees eten en daarom durfde ik nooit een ander gerecht uit te proberen. Want stel je voor dat dat andere gerecht zou tegenvallen? Dan moest ik weer maanden wachten om het genot van de babi pangang met zoetzure saus te smaken… Het was de combinatie van het knapperige vlees, de hagelwitte rijst en de zoetzure saus die mij iedere keer in verrukking bracht. Achteraf vraag ik mij wel af waarom ik die uitjes bij de Chinees zo bijzonder vond, want ik gedroeg mij echt als een gewoontedier dat altijd weer dezelfde babi pangang at. Ik kon dan wel chagrijnig afgeven op de aardappelen, groente,  sla/komkommer en vlees die wij dagelijks aten, maar mijn moeder zorgde er wel voor dat er iedere dag een andere groente en salade op tafel stond. Maar zoals de meeste kinderen nam ik dit allemaal voor lief. In plaats van dankjewel tegen mijn moeder te zeggen, trok ik bij het eten een zuur gezicht, want ik had het gevoel dat wij iedere dag hetzelfde aten. De momenten die er voor mij uitsprongen, waren de zeldzame momenten waarop ik bij de Chinees babi pangang met zoetzure saus mocht eten.

Om alvast in de passende stemming te komen, bestelde ik dan eerst een Chinese zoetzure tomatensoep die ik zo langzaam mogelijk naar binnen werkte. Dit was het voorspel en even later kon het echte eten gaan beginnen. Liefst wilde ik tijdens het eten zo weinig mogelijk praten, want ik moest dit gelukzalige moment zo intens mogelijk beleven. Vreemd genoeg bekommerde ik mij niet om het varken dat gedood moest worden om mij in deze hemelse stemming te brengen. Dit akelige besef begon pas echt tot mij door te dringen toen mijn zevenjarige dochter enkele decennia later opeens aan mij vroeg of er echt een dier gedood was om dat stukje vlees op haar bord te krijgen. Ik kon dit niet ontkennen en toen barstte het vragenvuur los. Mijn dochter wilde precies weten hoe het er in de slachthuizen aan toeging en ik gaf toe dat ik liever mijn ogen sloot voor deze helse taferelen. Toen ik min of meer uit zelfrechtvaardiging begon uit te leggen dat het wel geoorloofd is om dieren te eten waarvan je weet dat zij een goed leven hebben gehad, stuitte ik op onverzoenlijke weerstand bij mijn dochter. Mijn dochter was onvermurwbaar en zij had haar eigen conclusie getrokken: voortaan geen vlees meer voor haar!

Mijn dochter heeft een kleine revolutie op gang gebracht, want ook andere kinderen in haar omgeving heeft zij ervan overtuigd dat zij moesten stoppen met het eten van vlees. Kortom: vanaf dit cruciale moment is ons eetpatroon drastisch veranderd. Mijn dochter is nu 15 en we hebben in de laatste acht jaar eigenlijk nooit meer vlees gegeten met het gezin. Als ik met alle geweld babi pangang met zoetzure saus wil eten, dan moet ik dus wachten op de momenten dat mijn dochter en mijn vegetarische vrouw niet thuis zijn. Dan kan ik het niet laten om bij de biologische slager –“biologisch”: dat dan weer wel!- spek en varkensvlees te gaan kopen. Daarna ga ik nog even naar een andere winkel -liefst geen supermarkt!- om de ingrediënten voor de zoetzure saus te kopen. En dan nodig ik dolgraag een vriend of een paar vrienden uit om bij mij te komen eten. En wat verheug ik mij er dan op om die zoetzure saus voor mezelf en mijn vriend(en) te gaan maken! Het is precies die complexiteit van smaken die mij inspireert. Als het mij lukt om de juiste combinatie van suiker, azijn, ketchup en gember “uit te vinden”, dan kan ik mijn geluk niet op. Het is die juiste verhouding tussen zoet en zuur die mij blijft fascineren.

Het gaat hier om een complexe smaakcombinatie die in mijn ogen een metafoor is voor het ware leven. Ook in het leven gaat het steeds om een spel van contrasten. Als wij iets meemaken wat echt interessant is, dan blijken eenduidige woorden als mooi of lelijk altijd te kort te schieten.  Zo zie ik steeds dat het woord “mooi” niet volstaat om te verklaren waarom ik iets of iemand aantrekkelijk vind. Mensen die alleen maar mooi zijn, zijn niet aantrekkelijk. Maar ik kan wel eindeloos kijken naar popsterren als Keith Richards en Janis Joplin die als het ware mooi van lelijkheid zijn. Kijk ik echter naar de perfecte lichamen en gezichten van modellen die op de reclamefolders prijken, dan bekruipt mij het gevoel dat die mooie mensen niet echt zijn. Wat mensen gewoonlijk mooi noemen, is meestal kitsch. In dit verband is het interessant om te lezen hoe Milan Kundera het woord “kitsch” definieert. In zijn roman De ondraaglijke lichtheid van het bestaan omschrijft hij kitsch als “de afwezigheid van stront”.

Nu ik er als geen ander in slaag om voor mezelf en mijn vrienden de ideale zoetzure saus te bereiden, vind ik de zoetzure saus in de Chinese restaurants lang niet zo lekker meer als vroeger. Om klanten te lokken, gebruiken de koks te veel suiker, zout, vet en smaakversterkers. Wat zij maken, is vaak wel lekker en ook ik voel de neiging om al dat lekkers zo snel mogelijk naar binnen te schrokken. Maar daarna voel ik mij dan altijd een beetje ranzig. Als ik het voedsel alleen maar lekker vind, dan lijkt het alsof ik zonder smaak zit te eten. Het studentikoze woord “snackseks” dekt hier in zekere zin de lading. Bij al het schrokken, schransen en stoten wordt er weinig aan onze verbeelding overgelaten. Dan lijkt het alsof mensen zo snel mogelijk aan hun gerief willen komen.  

Als er geen contrasterende smaken zijn, dan verliest het leven aan complexiteit en diepgang. Zo zal ook de politiek betekenisloos worden wanneer machten niet meer stuiten op tegenmachten. Managers zullen altijd alles op alles zetten om die tegenmachten het zwijgen op te leggen. Wanneer zij in hun missie geslaagd zijn, dan kunnen ze onze organisaties en ons land als een bedrijf gaan runnen. Dit was de droom van Ruud Lubbers, Wim Kok, Jan Pieter Balkenende en Mark Rutte. Rutte beseft nu dat hij aan het einde van dit tijdperk staat. Zo zei hij laatst in een vraaggesprek bij Nieuwsuur dat het er in de toekomst op aankomt om tegenmachten in de politiek te organiseren. Nu is Mark Rutte wel de laatste mens die dit zonder blikken of blozen mag zeggen. Ja, sowieso lijkt Mark Rutte in alle opzichten op de laatste mens van Nietzsche. Toch zijn we nog lang niet van hem af. Hoe nu verder?

De wereld staat bol van spanningen, overgangen, ambivalenties, contrasten en onzekerheden en we staan pas open naar die wonderlijke wereld wanneer wij die complexiteit kunnen zien en waarderen. Volwassen worden betekent dat wij ons bevrijden van het dwingende geloof dat de wereld rechtvaardig of onrechtvaardig, mooi of lelijk is. Mijn vroegere filosofiedocent Fons Elders zei in een college (1990) dat wij niet meer in termen van of of, maar in termen van en en moeten leren denken. Dat is moeilijk, maar laten we een voorbeeld nemen aan de emeritaat professor Harry Kunneman die zo meeslepend over zijn liefde voor complexiteit doceert en schrijft. Amor complexitatis! Proef de zoetzure smaken van het leven en zeg in navolging van Friedrich Nietzsche en Harry Kunneman ja tegen de wereld!